
James McCray
Mario del Mónaco

Ontdek onze wereld van artistieke expressie en laat je meevoeren door betoverende operavoorstellingen gepresenteerd door getalenteerde artiesten van over de hele wereld.
--------------------------------------------------
https://share.google/ti9y4GkwvNYdmBtDS
Del Monaco werd geboren in Florence, in een muzikale familie uit de hogere klasse, als zoon van een Napolitaanse vader en een moeder van Siciliaanse afkomst. [2] Als jonge jongen studeerde hij viool, maar had een passie voor zingen. Hij studeerde af aan het Rossini Conservatorium in Pesaro, waar hij Renata Tebaldi voor het eerst ontmoette en met haar zong, met wie hij in de jaren vijftig een soort operadroomteam zou vormen. Zijn vroege mentoren als zanger waren onder andere Arturo Melocchi, zijn leraar in Pesaro, en Cherubino Raffaelli, die zijn talent herkende en zijn carrière hielp lanceren.
Die carrière begon echt met Del Monaco's debuut op 31 december 1940 als Pinkerton in het Puccini Theater in Milaan. (Zijn eerste optreden in een opera had echter het jaar ervoor plaatsgevonden, in Mascagni's Cavalleria rusticana in Pesaro.) Hij zong in Italië tijdens de Tweede Wereldoorlog en trouwde in 1941 met Rina Filipini. In 1946 trad hij voor het eerst op in het Royal Opera House Covent Garden in Londen. In de daaropvolgende jaren werd hij niet alleen in Londen, maar ook in de hele operawereld beroemd vanwege zijn krachtige stem en heroïsche acteerstijl. Zijn omvang leek bijna op die van een heldentenor, maar Del Monaco was geen Wagneriaan en beperkte zijn activiteiten overwegend tot het Italiaanse repertoire. Hij zong Wagner in concerten, uit Lohengrin en Die Walküre.
Del Monaco zong van 1951 tot 1959 bij de New York Metropolitan Opera, waar hij vooral succes had in dramatische Verdi-rollen zoals Radamès. Hij vestigde zich al snel als een van de vier Italiaanse tenorsupersterren die het hoogtepunt van hun roem bereikten in de jaren 50 en 60, naast Giuseppe Di Stefano, Carlo Bergonzi en Franco Corelli. Del Monaco's kenmerkende rollen in deze periode waren Giordano's Andrea Chénier en Verdi's Otello.
Hij begon Otello voor het eerst in 1950 en bleef zijn interpretatie gedurende zijn hele carrière verfijnen. Naar verluidt zong hij Otello 427 keer. Het boek Mario Del Monaco, Monumentum aere perennius, uitgegeven door Elisabetta Romagnolo in 2002, vermeldt echter slechts 218 optredens van hem als Otello, wat een realistischer figuur is. Hoewel Otello zijn beste rol was, zong Del Monaco gedurende zijn hele carrière een aantal andere rollen met veel lof, bijvoorbeeld: Canio in Pagliacci (Leoncavallo), Radames in Aida (Verdi), Don José in Carmen (Bizet), Chenier in Andrea Chénier (Giordano), Manrico in Il trovatore (Verdi), Samson in Samson e Delilah (Saint-Saëns) en Don Alvaro in La forza del destino (Verdi).
Del Monaco zong in 1955 in La Scala met Maria Callas (Andrea Chénier, Norma) en speelde samen met Callas in "Norma" in de Met in 1956, naast andere Callas-duo's.
Del Monaco maakte zijn eerste opnamen in Milaan in 1948 voor His Master's Voice. Later speelde hij samen met Renata Tebaldi in een lange reeks opera's van Verdi en Puccini, opgenomen voor Decca. Op hetzelfde label verscheen zijn opname uit 1969 van Giordano's Fedora, met Magda Olivero en Tito Gobbi.
Zijn heldere stem en viriele verschijning leverden hem de bijnaam "De Koperen Stier van Milaan" op.[3]
De sopraan Magda Olivero merkte in een interview met Stefan Zucker het volgende op:
Toen Del Monaco en ik samen Francesca da Rimini zongen in La Scala [in 1959] legde hij me zijn hele zangtechniek uit. Toen hij klaar was, zei ik: "Mijn beste Del Monaco, als ik alles wat je me verteld hebt in de praktijk moest brengen, zou ik onmiddellijk stoppen met zingen en gewoon verdwijnen." De techniek was zo ingewikkeld: je duwt het strottenhoofd naar beneden, dan duw je dit omhoog, dan doe je dat – kortom, het deed me duizelen als ik alleen al alles hoorde wat hij deed.[4]
In 1975 trok hij zich terug van het podium. Hij stierf in Mestre aan de gevolgen van nefritis. Hij werd begraven in zijn Otello-kostuum.
James McCray werd op 21 februari 1934 geboren in Ohio en studeerde aan de Mannes School of Music in New York bij Patricia Neway. In 1962 won hij de Metropolitan Opera National Council Auditions.
In 1965 zong McCray bij de Concert Opera Association in Philharmonic Hall te New York de bijrollen van Tsjekalinski in ‘Schoppenvrouw’ van Tsjaikovski en Francesco in de Amerikaanse première van ‘Benvenuto Cellini’ van Berlioz. Later dat jaar trad hij op tijdens het Stratford Festival in Canada als Jim Mahoney in ‘Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny’ van Kurt Weill.
James McCray was tussen 1965 en 1968 geëngageerd door de Israëlische Nationale Opera en zong er hoofdrollen als Canio in ‘Pagliacci’, Cavaradossi in ‘Tosca’, Don José in ‘Carmen’, Manrico in ‘Il Trovatore’, Riccardo in ‘Un Ballo in Maschera’ en Samson in ‘Samson et Dalila’.
Hij maakte in 1969 zijn debuut bij de New York City Opera als Vladimir Igorevich in ‘Prins Igor’ van Borodin. In 1970 zong hij de rol van Conte Loris Ipanov in ‘Fedora’ van Giordano met het Opera Orchestra of New York onder leiding van dirigente Eve Queler. Op 26 maart 1971 werkte hij mee in de wereldpremière van ‘The Losers’ van Harold Farberman in de rol van Ken in het Juilliard Opera Theater in New York.
Ook in 1971 vertolkte hij Dick Johnson in ‘La Fanciulla del West’ van Puccini bij de Minnesota Opera en Manrico bij de San Francisco Opera. Tussen 1974 en 1976 zong McCray jaarlijks bij de Greater Miami Opera Association in onder andere ‘The Crucible’ van Robert Ward, als Erik in ‘Der fliegende Holländer’ van Wagner en met de titelrol van ‘Otello’ van Verdi.
Tijdens het Seattle Ring Festival vertolkte hij in 1975 de titelrol van ‘Siegfried’ van Wagner. Bij de Seattle Opera zong hij in de jaren daarna rollen als Siegmund in ‘Die Walküre’ en Siegfried in ‘Siegfried’ en ‘Götterdämmerung’. Tevens zong hij bij de Opera San Antonio in Texas de titelrol in ‘Rienzi’ van Wagner onder leiding van John Mauceri.
In 1979 keerde James McCray terug bij de New York City Opera als Osiride in ‘Mosé in Egitto’ van Rossini. Bij dit gezelschap zou hij tevens nog Avito in ‘L’Amore dei Tre Re’ van Montemezzi vertolken naast Samuel Ramey onder leiding van John Maurceri in een regie van Frank Corsaro. Verder trad hij er op met onder meer Carol Neblett en Jerome Hines.
James McCray maakte op 6 juni 1981 zijn debuut bij De Nederlandse Operastichting in de titelrol van ‘Parsifal’ onder leiding van Edo de Waart. In september 1981 zong hij in Kassel de titelrollen in ‘Otello’ en Tristan und Isolde’ in producties van Giancarlo del Monaco.
De partij van Tristan in ‘Tristan und Isolde’ zong McCray ruim 100 maal, waaronder in Brussel met Gwyneth Jones, L’Opéra de Montreal met Berit Lindholm, in Nancy met Lisbeth Balslev, in Freiburg met Deborah Polaski en in Bordeaux met Linda Kelm. Hij was te horen in de partij van Siegmund in concertante uitvoeringen van de eerste akte van ‘Die Walküre’ naast sopranen als Eileen Farrell, Jessye Norman en Johanna Meier.
Ter voorbereiding op de rol van Otello werd James begeleid door Mario del Monaco. James kon ook de zangtechniek van Arturo Melocchi gebruiken, die hij van Mario del Monaco had geleerd.
De titelrol in ‘Otello’ van Verdi zong hij onder meer in Split, Hamburg, Zagreb, Graz, Gent, Luik, Praag, Bratislava en Miami.
In het Teatro La Fenice van Venetië vertolkte hij Fritz in ‘Der ferne Klang’ van Schreker naast Sylvia Sass onder leiding van Gabriele Ferro. Andere rollen van zijn repertoire waren Luzio ‘Das Liebesverbot’, de titelrol in ‘Tannhäuser’, Arindal in ‘Die Feen’ en Luigi in ‘Il Tabarro’. James McCray trad verder op in onder andere Berlijn, München, Kopenhagen, Barcelona, Catania, Cagliari, Oslo, Rouen, Toulon, Nantes, Angier, Orange en Bordeaux.
Hij werkte met dirigenten als Zubin Metha, James Levine, Charles Wilson, Brian Priestman, Kent Nagano, Alain Lombard, Jesús López Cobos, Gerd Albrecht, Pinchas Steinberg, Adam Fischer, Sylvain Cambreling, Woldemar Nelson, Hans Wallat, Marc Soustrot, Bruno Weil, Alexander Sander, Matteus Kunsch en Eugene Kohn.
James McCray nam in mei 1996 afscheid van het operatoneel als Pollione in ‘Norma’ van Bellini in de Macedonische hoofdstad Skopje.
Hij was op 31 januari 2018 overleden in den Haag.
Ontmoet zangliefhebbers en professionals, bouw waardevolle connecties op en breid je netwerk uit tijdens onze evenementen en bijeenkomsten.
Geniet van spectaculaire en exclusieve opera-uitvoeringen die je nergens anders zult vinden, met wereldberoemde artiesten die je meenemen op een onvergetelijke artistieke reis.
Concours
Wij zijn een internationaal operafestival met een art studio die creativiteit en talent van over de hele wereld verwelkomt.
Copyright © 2025 Alle rechten voorbehouden